woensdag 31 augustus 2016

Boeken verslonden in augustus


Geen foto van een mooi stapeltje gelezen boeken, deze keer. Ik heb in augustus dan ook maar één papieren boek gelezen, en eigenlijk was ik daar half juli al in begonnen. De overige drie zijn ebooks, en normaal gezien plak ik hun cover dan bij op de foto van mijn leesstapel. Maar deze keer vond ik het specialer om te kunnen stoefen met een gesigneerd exemplaar!

Na de drie Stephen King boeken in juli, was het tijd voor iets serieuzer. Op 30 augustus ging ik naar een "Zin in Zomer" activiteit, waar Matthijs de Ridder (en spijtig genoeg niet Annelies Beck zoals eerst aangekondigd)  een interview afnam van Neel Mukherjee in het Emile Van Dorenmuseum in Genk. Een heel interessante avond. Mukherjee is een heel sympathiek persoon, zeer bescheiden, een toffe verteller, en ik wou dat ik hem had horen praten vóórdat ik zijn boek had gelezen, want dat had de leeservaring misschien wat makkelijker gemaakt. Het interview werd voorafgegaan door een informele leesclub over zijn boek "The Lives of Others", georganiseerd door collega-bibliofiel Hendrik Geurts. En we hadden de eer dat de schrijver zelf eventjes hallo kwam zeggen! Zo heb ik mijn exemplaar van het boek kunnen laten signeren. Zijn reactie was geweldig: "Oh my god, you read it in English!" Ik zei dat dit mijn gewoonte is, omdat ik niet zo'n fan ben van vertalingen. Ik kon moeilijk tegen hem zeggen dat het deze keer vooral kwam doordat deze Engelse versie €17,50 goedkoper was dan de Nederlandse vertaling ...)
  
Praktisch gezien vind ik het wel een moeilijk boek om te lezen. Na een week zat ik nog maar 200 van de 500 pagina's ver. De Indische namen gooide ik de  hele tijd door elkaar, en uit de benamingen van de verschillende familieleden (het zijn daar niet gewoon "nonkels" en "tantes", hoor!) geraakte ik ook niet wijs. Hier en daar ook nog een typisch Indische term ertussen, en na een tijdje wordt het kiezen: ofwel de hele tijd vooraan naar de stamboom en achteraan naar de verklarende woordenlijsten gaan kijken, wat het leesritme stevig onderbreekt, of gewoon verder lezen en die dingen laten voor wat ze zijn en hopen dat ze toch niet al te belangrijk zijn om het verhaal te kunnen volgen. Zo gezegd, zo gedaan, maar dan smijt Mukherjee er ook nog eens een wiskundeles over priemgetallen tussen, vijf pagina's lang. Oké, ik snap het wel, je wilt van elk familielid de gevoelens, verlangens, dromen, nachtmerries, talenten en minpunten overlopen, maar na een tijdje begint dit serieus te vermoeien. Het is lang geleden dat lezen over het leven van andere mensen me zo weinig kon boeien. Na hem over het boek te horen vertellen, kreeg ik echter veel zin om het nog een keer te lezen. Ik denk dat het deze keer veel overzichtelijker zal zijn, en dat ik er veel meer uithaal.


Om de sleur wat te doorbreken, heb ik ook enkele luchtigere ebook-novella's gelezen. De eerste daarvan was "Digital Children" van Jacob Rayne, een science-fiction/horror over een Frankensteinachtige procedure mogelijk door misbruik te maken van rouwende ouders, waarbij hun gestorven kinderen een robotachtig, artificieel intelligent leven krijgen. Het concept op zich is best goed, en de gebeurtenissen geven je rillingen, maar het verhaal wordt te gehaast verteld. Personages handelen willekeurig, zoals de vader die heel overdreven reageert en enkele verplegers aanvalt zonder afdoende aanleiding, of de eerst heel sceptische ouders die plots toch met de plannen van de dokter akkoord gaan zonder enig innerlijke strijd of bewijs van hoe en waarom precies ze van gedachten veranderen. Handelingen die niet echt van de personages zelf lijken te komen, maar alleen gebeuren om het verhaal gaande te houden. Dit verhaal heeft nood aan de redenering achter die handelingen. Ze wegen constant de voor- en nadelen af, maar deze worden niet meegedeeld aan de lezer. Dit had de schrijver kunnen doen door bijvoorbeeld het personage Cynthia, een andere moeder die plots halverwege het verhaal wordt geïntroduceerd, al vanaf het begin de hartsvriendin van Marsha te laten spelen, zodat hij dialogen had kunnen schrijven over Marsha’s verdriet, de plannen van de dokter, etc. Maar het is een novella en misschien dat het daardoor ontbreekt aan motivaties van de personages, details, beschrijvingen, innerlijke dialogen. We leren de personages nooit echt kennen. Er wordt regelmatig naar de dokter verwezen als zijnde eng en geheimzinnig, maar zonder de details te vertellen wat hem nu precies zo eng en geheimzinnig maakt. Er wordt teveel verteld in plaats van getoond. De scherpe dialogen brengen de personages zeker tot leven, maar ik vond dat ze de dokter meer als een obsessieve, uitgelaten maniak aftekenden in plaats van de duistere gekke wetenschapper die in het lijkenhuis rondsluipt en op het kerkhof mensen opgraaft om in zijn donkere kelder op te experimenteren. Oké, op het einde lijkt het wel alsof hij dat inderdaad doet (geen idee waar hij anders al zijn proefkonijnen vandaan haalt), en DAN zijn de vele gevallen waar we te horen kregen dat hij griezelig was wel gerechtvaardigd, maar de schrijver had hem ook bepaalde trekjes kunnen geven, zoals tijdens gesprekken opeens tegen zichzelf te beginnen praten, dubbelzinnige dingen mompelen, etc. Dat had zijn griezeligheidsfactor wel de hoogte in gedreven. Maar natuurlijk zou je je dan afvragen waarom de ouders met zo iemand in zee zouden gaan. De politieman tegen het einde van het verhaal aan was een welkome aanvulling en hoewel zijn rol niet al te groot is, was hij wel mijn favoriete personage omdat hij als een soort Van Helsing het huis van de dokter gaat onderzoeken. Het verhaal, ondanks dat het wel leuk en interessant is, heeft een groot gebrek aan geloofwaardigheid. Ik kan maar niet geloven dat twee volwassen mensen, zelfs geveld door verdriet, akkoord zouden gaan dat het lichaam van hun zoon op deze wijze wordt gereanimeerd; ik kan niet geloven dat ze er niet bij stilstaan dat het nooit echt HUN zoon gaat zijn, want de menselijke geest en ziel kunnen niet nagemaakt worden. Op z’n minst had er een gedetailleerde uitleg moeten inzitten over de wetenschappelijke mogelijkheden van bionics, en dan specifiek over de artificiële neurale netwerken. Rayne heeft het zeker in zich om gedetailleerd te vertellen, zoals de scene waarin de dokter uitleg geeft over de afstandsbediening – het eerste echt boeiende deel van de novella. Het is ook moeilijk te geloven hoe alle lichamelijke functies geactiveerd kunnen worden door een druk op een knop, en zo uit het niets kunnen gebeuren, en ook hoe die functies volledig onderdrukt kunnen worden. Maar dit zijn vragen die naar boven komen als je echt over de zaken begint na te denken.



Het tweede verhaal is "A Life to Waste" van Andrew Lennon. Het start met een verfrissend perspectief: nog eens een heldere, alleswetende verteller die het verhaal als een soort fabeltje uit de doeken doet, in plaats van verteld vanuit het standpunt van het hoofdpersonage. Maar in hoofdstuk 3 komt die verteller plots op een zijspoor terecht: hij begint te vertellen hoe Dave een vriendin krijgt (Serieus? Één avondje praten en drinken betekent al een vaste relatie?) en hoe zijn ouders weten dat hij een vriendin heeft hoewel hij het hen niet verteld heeft, maar dan verandert het verhaal en gaat het opeens over de ouders en hoe Dave zijn vader aanvalt, en doorheen de rest van het verhaal blijf ik mij afvragen hoe zijn ouders dan precies wisten dat hij een vriendin had. Dave is een sympathiek personage tijdens zijn jeugd, een normale jongen, één van ons, met persoonlijke dromen maar zonder er al te blaaskakerig over te doen. Ik vond het erg dat hij zijn ongeval kreeg, hoe het zijn leven veranderde, maar dan krijgt hij zijn agressieve uitbarsting en die is onvergeeflijk. Zogezegd komt het door zijn opgekropte woede doordat zijn dromen aan duigen zijn gevallen, maar het komt volledig uit het niets. Het zou begrijpelijker zijn als er voorheen enkele kleinere incidenten waren geweest waarbij hij zijn irritatie in toom kon houden.  Als het dan eindelijk tot uitbarsting komt bij zijn vader, zou hij niet zo plots uit zijn rol vallen. Of misschien heeft het ongeval hersenschade toegebracht, en verklaart dat de verandering in zijn persoonlijkheid? Ik bleef me ook afvragen waar die vriendin opens naartoe is gegaan na haar eerste scène. Waar was ze tijdens heel dat gedoe met zijn vader? Of was haar afwezigheid extra brandstof voor zijn opgekropte woede? Heeft ze hem laten zitten? Het duurt twee hoofdstukken voordat we terugkeren in de tijd en zien wat er met haar gebeurd is. Spelen met de chronologie van een verhaal werkt soms, maar ik denk dat dit verhaal beter van begin tot einde verteld werd. Want volgens dat nieuwe hoofdstuk met Claire waren ze nog steeds samen toen zijn vader vertrok, en dus kloppen mijn eerdere ideeën niet meer.  Er is totaal geen reden waarom Dave haar laat wegglippen, anders dan die verschillen in zijn persoonlijkheid, en dat hij inderdaad verandert in het type persoon zoals hij in het begin van het verhaal werd voorgesteld: een sjofele rotzak. Op dit moment in het verhaal is die alleswetende verteller ook buitengegooid en zien we nu alles vanuit het krankzinnige standpunt van Dave, met heel veel innerlijke dialogen. Veel onbewerkte taal, soms cursief en soms niet (totaal geen consistentie daarin), letterlijk allerlei losse gedachten die meteen op papier werden gezet zonder na te lezen. Er zitten kleine foutjes in, duidelijke typfouten door te snel te schrijven, misschien door de opwinding van het verhaal uit de eerste hand te beleven? Veel komma’s waar eigenlijk gewoon een nieuwe zin had moeten beginnen.  Dialoogpunctuatie die niet klopt. Veel herhalingen maar dan met anderen woorden, waar gewoon hetzelfde ding op twee verschillende manieren wordt gezegd. En wat is er toch met die rare uitspraken als “kwam te staan” of “kwam te zitten”? Wat is er mis met gewoon “stond” of “zat”? De laatste hoofdstukken zijn heel visuele filmische scènes met voldoende actie, maar toch spaarzaam beschreven zodat ze niet als chaotische wanorde overkomen zoals vaak het geval is bij dit soort verhalen. Je hebt altijd een goed zicht op waar de pro- en antagonist zijn, hoe ze zich bewegen, en wat ze doen. Er is wel een rare opmerking hoe hij door het bekijken van tien (ja, 10!) films de nacht wel door zal geraken. Euh, inderdaad, en de complete volgende dag ook wel, ja.

Boek drie bleek uiteindelijk het beste te zijn: "2389" (eigenlijk nog steeds geen idee waar die titel op slaat) van Iain Rob Wright. Wright weet hoe hij een verhaal moet vertellen. Zijn zinsstructuur en woordkeuze zijn zo goed als subliem, met af en toe wel een typefoutje. Één fout trok wel mijn aandacht: in de zin “We are as one in all things astrological” moet het woord volgens mij toch “astronomical” zijn. Maar de personages springen al van bij de start meteen tot leven. Ze zijn echt, het zijn mensen, ze zijn beminnelijk, ze zijn eigenzinnig, … Er is een goede balans tussen alles voldoende uitleggen en beschrijven, en overboord gaan met bladvulling. Dit leidt tot een vlotte lezing van het verhaal, de tekst stroomt voorbij je ogen en trekt je helemaal mee. Het verhaal doet me denken aan een aflevering van “Doctor Who” (en het einde van het eerste hoofdstuk lijkt precies op het moment waarop je verwacht dat Peter Capaldi zijn intrede maakt, waarschijnlijk op een motor met zijspan uit de Tweede Wereldoorlog terwijl hij een smoking met hoge hoed draagt). Al snel worden onze helden geconfronteerd met een leger van moorddadige robots alsook een horde zombies, waardoor ze één voor één worden afgeslacht. We hebben ook een ultiem offer dat me aan het einde van de film “Armageddon” deed denken. Maar dan … het échte einde van het boek … Het past in ieder geval bij het horrorthema. Het hoort zonder twijfel bij de donkere sfeer. Maar ik hou van goede eindes, en door deze fatalistische vind ik het zo erg voor de personages waar je al een heel boek over leest. Het einde klopt, maar ik vind het maar niks. 




zaterdag 27 augustus 2016

Verrassing uit de bib


Op zaterdag moesten de uitgeleende voorleesboekjes en DVD's terug naar de bib. Ik had ze al een keer verlengd, dus nu was er geen ontkomen meer aan. Geen probleem, op mijn vrije zaterdag ga ik meestal toch 's morgens een terrasje doen bij Bar Bib, het café langs de bibliotheek. De laatste weken doe ik dat te voet: een klein uurtje wandelen vanaf mijn appartement. Kwestie van toch iets aan de conditie te doen (want tijdens mijn vakantie in Oostenrijk vorige maand bleek die niet veel soeps ...)

Deze zaterdag was mijn zoontje Daan nog niet bij mij. Een goede gelegenheid voor de papa om de kennis van de smaak van zijn zoon nog eens op de proef te stellen, en zelf wat nieuwe dingen uit te kiezen.

Allereerst de DVD's. Een Disneyklassieker mag niet ontbreken, en ik koos voor "Robin Hood", omdat ik daar ook een voorleesboekje van heb waar Daan regelmatig naar vraagt. Overlaatst was "Stuart Little 2" op TV, en Daan bleek die geweldig te vinden. Dus dacht ik, wat voor gelijkaardige films bestaan er nog? "De Smurfen" heeft hij al gezien, dus daarna kwam ik op "Garfield". Dat is misschien wel het proberen waard. De animatiefilms van Dreamworks zijn tegenwoordig ook wel een grote hit bij Daan, dus tijd om de volgende in de reeks uit te testen: "Megamind". Ik weet dat ik die zelf best grappig vond. Benieuwd wat Daan er van vind. "Mr. Peabody & Sherman" heb ik gekozen omdat ik er veel goede dingen van heb gehoord, maar ik heb hem zelf nog niet gezien. Dat wordt dus voor ons beide een verrassing. En als laatste dacht ik eens iets compleet anders mee te nemen, "The Pirates". Ooit een trailer van gezien, zag er best hilarisch uit, maar ik twijfel of Daan er al oud genoeg voor is. Maar, wie niet waagt, niet wint. Of zoiets.

Dan op naar de voorleesboekjes! Een nieuw boekje van Elmer de kleurtjesolifant, want dat is bijna een gevestigde waarde in ons huishouden. Toen zag ik een boekje met een personage dat ook Daan heet, dus daar twijfelde ik niet over. "De koe die in een boom klom" lijkt me een absurd verhaaltje waar ik gewoon zelf nieuwsgierig naar ben. En om er toch nog iets vrolijks en luchtigs bij te doen, leek "Millie Duizendvoet" me wel kleurrijk en grappig genoeg. Morgenavond slaapt Daan terug hier, dan zullen we eens kijken wat hij er van vindt.

Toen ik alles langs de scanner haalde, zag ik opeens dat ik nog een DVD thuis had liggen! "Monsters University" was ik vanmorgen inderdaad niet tegengekomen toen ik het stapeltje meenam. Na eerst nog iets gedronken te hebben op het terras, begon ik aan de wandeling terug naar huis langs de Stiemerbeek. In mijn appartement keek ik in de kast, maar Mike en Sully waren nergens te zien. Toen bekeek ik het stapeltje met onze eigen DVD's eens goed. En ja hoor, helemaal onderaan zat het monsterduo verstopt! Je zou bijna denken dat Daan die daar zelf had verborgen zodat ik hem niet mee terug naar de bib zou nemen. Maar de film kan er evengoed per ongeluk verzeild zijn geraakt. Deze keer nam ik toch maar de auto naar het centrum. Twintig minuutjes i.p.v. twee uur, en zo kan ik nog een rustige namiddag chillen in de zetel.

vrijdag 12 augustus 2016

Fantasie op hol


Mijn schoonbroer is lid van Natuurpunt. Vorige zaterdag ging ik op zijn uitnodiging mee voor een wandeling in de bossen van Herenthout en een bezoek aan het lokale Vlaams Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren. Toevallig was daar ook een leraar van mijn oude lagere school. Ik heb zelf nooit in zijn klas gezeten, maar hij kende me nog wel. Vooral omdat ze vroeger blijkbaar mijn beste opstellen in hun klas voorlazen. Daar heb ik nooit iets van geweten, en het was wel grappig om dat nu, meer dan 25 jaar later, plots te ontdekken.

Van alle verhaaltjes die ik in de lagere school geschreven heb, herinner ik me niet veel meer. Ik weet nog dat ik er kleine “boekjes” van maakte: tien op een retro typemachine geschreven A4-pagina’s aan elkaar geniet, een titelblad met een tekening erop, en op de achterkant van het laatste blad een korte samenvatting en misschien zelf een lijstje met titels van mijn vorige verhaaltjes. Regelmatig nodigde de school een jeugdschrijver uit. Zo maakte ik kennis met Annelies Tock en Jo Briels. Dat waren toen dé hoogtepunten uit mijn leven. Naast enkele gehandtekende exemplaren van hun boeken heb ik er ook veel inspiratie aan over gehouden. Want ik wou net zoals hen worden. Ik wou dat zoveel mogelijk mensen mijn zelfverzonnen verhaaltjes te lezen zouden krijgen.

Mijn “magnum opus” van de lagere school is toch wel het vervolg dat ik schreef op een boek dat we in de klas lazen: “Later Wil Ik Stuntman Worden” van Detty Verreydt, een verhaal met nogal een open einde. Ik weet dat de juffrouw aan ons vroeg hoe volgens ons het verhaal verder zou gaan. Een klasgenootje zei dat iedereen vrienden werd en dat alles zo goed kwam. Ik reageerde dat het niet zo simpel was. En daarna nam ik de opdracht veel serieuzer op dan de bedoeling was, en schreef de verdere avonturen van de personages neer. Dat kleine zelfgemaakte boekje heb ik trouwens niet zo lang geleden teruggevonden. Bij het opruimen van mijn boekenkast zag ik het plots uit mijn eigen exemplaar van het originele boek van Detty Verreydt steken.

Ik schreef nog een tweede vervolg. De personages waren uiteindelijk inderdaad vrienden geworden, en hadden een soort clubje opgericht. En omdat we toen begin de jaren ’90 waren, moest het wel een skateboardclubje zijn, natuurlijk. Maar dat niet alleen: wat ik ondertussen als míjn personages beschouwde, ontwikkelden zich tot ware misdaadbestrijders. Dat verhaal is echter lang geleden verloren geraakt. Maar wie weet duikt het ooit nog wel eens op tijdens een andere opruimactie. Of misschien is het maar beter dat het verloren blijft.

Tijdens mijn tienerjaren kreeg ik het idee om een aantal verhalen te schrijven die zich afspeelden in hetzelfde fictieve dorpje. Ik bedacht een naam, tekende een stratenplan, en zag mijn stijl al een beetje volwassener worden, hoewel het achteraf gezien inhoudelijk wel simplistisch en kinderachtig bleef. In die periode werd ik ook fan van schrijvers als Dean Koontz en Stephen King, en dat werd ook duidelijk in mijn eigen verhalen, die af en toe een bovennatuurlijk tintje kregen. 

De afzonderlijke titels van mijn “Twingates Trilogie” (oké, bijna onbeschaamd plagiaat van “Twin Peaks”, ik weet het, ik was nog maar 15 hè!) zijn wat wazig in mijn geheugen dus wat dat betreft ga ik een beetje moeten gokken, maar de verhaallijnen ken ik nog wel. De eerste (“Twingates”) gaat over een slechte organisatie die werkt aan een supercomputer die het hele internet kan overnemen, en ze worden tegengehouden door de dochter van hun projectingenieur en haar vrienden. Het tweede (“Bergop”) gaat over enkele schooljongens die onbewust deel uitmaken van een experiment om supersoldaten te maken, maar zij ontwikkelen paranormale gaven in de plaats en gebruiken die om in opstand te komen. De derde (“Hallucinaties”) gaat over een terroristische organisatie die een wetenschapper kidnapt om een teleportatiesysteem te ontwikkelen, en zijn zoon komt hem op het spoor dankzij de visioenen die hij krijgt nadat hij bijna verdrinkt.

Tien jaar nadat ik deze individuele verhalen schreef, besefte ik hoe ze qua structuur heel fel gelijke tred houden. Ik kreeg het idee om ze met elkaar te verweven, de drie slechteriken te combineren tot één grote, maar de drie verschillende “heldengroepjes” wel te behouden en hen tegen het einde aan hun krachten te laten bundelen. Elk verhaal is honderd A4-pagina’s lang. Ik knipte die pagina’s letterlijk in stukken, en sorteerde ze in een nieuwe volgorde. Dat zette ik allemaal in een nieuw document van 300 pagina's lang. Dat was de geboorte van “Het Cerberus Project”, en ik begon te reviseren. Een heleboel overbodige rommel kon ik al schrappen. Ik moest ook een aantal nieuwe stukken schrijven om de drie verhalen met elkaar te verbinden. Maar het is nog lang niet klaar, en ondertussen ligt dit project al tien jaar stil.

Naast deze trilogie schreef ik ook nog wat andere dingen. “Het Halve Gezicht” heeft twee versies doorlopen en heette eerst “Tweede Zit”, over een aantal jongens die een schooljaar moesten overdoen en vooral last hadden van liefdesperikelen. Dit was trouwens het allereerste manuscript dit ik ooit naar een uitgeverij stuurde; mijn lerares Nederlands gaf me hun contactgegevens door. Het werd uiteraard negatief beoordeeld, en met hun feedback begon ik het te herschrijven en maakte ik er iets compleet anders van. Uiteindelijk werd het een verhaal over een psychisch gestoorde jongen die zijn verhaal doet vanop “death row” na de “moord” op een klasgenoot. Ik veronderstel dat ik toen in een duistere fase zat op de middelbare school …

Na het middelbaar liep ik twee jaar hogeschool, en ook daar bleef ik nieuwe verhalen schrijven. “De Spirit Lake Trilogie”, drie verhalen die zich hoofdzakelijk afspelen in een klein dorpje in de Amerikaanse staat Washington. Voor het eerste, “De Wensbrenger”, nam ik contact met de Amerikaanse FBI om wat achtergrondinformatie te verzamelen. Het verhaal gaat namelijk over een FBI-agent die samenwerkt met een politiedetective om een man op te sporen die de diepste verlangens van zijn oude vrouwelijke klasgenoten vervult, waaronder een mishandelend vriendje uit de weg ruimen. “De Wensbrenger” ligt momenteel ook in mijn revisieschuif, omdat ik daar nog heel wat mogelijke verbeteringen in zie.  

“De Pizzaman” is een paranormaal verhaal over bezetenheid door een demon, en een speciale jongen die hem weet tegen te houden (lichtjes geïnspireerd door “From the Corner of His Eye” van Dean Koontz).  Mijn exemplaar van “De Pizzaman” ben ik ondertussen ook kwijt gespeeld. En dan is er nog “Luister naar de Stilte”, over een jongen die na lange tijd terug naar huis keert en geconfronteerd wordt met een oude liefde en de vervreemding met zijn eigen vader. De oorspronkelijke inspiratie voor dit verhaal was in feite een monster dat in een meer woont en een nabijgelegen dorpje terroriseert. Die horror-versie heette eerst "Hoektanden", maar het verhaal ging al vanaf het begin een compleet andere richting uit en draait nu meer rond de relaties tussen mensen. Dit was de eerste keer dat mijn personages een loopje met me namen, en me dingen lieten zien en dingen zegden die ik zelf niet van hen verwachtte.

Tussendoor schreef ik ook nog “De Toekomst was Gisteren”, een in mijn ogen leuk science-fiction/avonturenverhaal dat zich eigenlijk in real-time afspeelt en ook op één locatie, waarvan ik dan ook een plattegrond toegevoegd had om het komen en gaan van de personages beter te volgen. In feite is het een cliché verhaal over aan het leger ontsnapte buitenaardse wezens die terug naar hun ruimteschip willen en de hulp inroepen van enkele plaatselijke hogeschoolstudenten. Het was eigenlijk begonnen met het plan om enkele losstaande krantenkoppen met elkaar proberen te verbinden. En ja, natuurlijk is “aliens” dan het gemakkelijkste antwoord.

Ik weet niet meer in welk jaar het was, maar ik heb ook één keer meegedaan met NaNoWriMo, oftwel National Novel Writing Month, wat steeds in de maand november plaatsvindt en waarbij het dus de bedoeling is om in die maand 50,000 woorden neer te schrijven. Hiervoor koos ik een verhaallijn die ik al enkele jaren in het achterhoofd had, getiteld “Reünie”: een man krijgt een oude vakantiefoto in zijn brievenbus met een doodshoofd over zijn gezicht getekend. Eén van zijn twee kameraden op die foto wil hem dood, maar wie is het, en waarom? Het is een verhaal zonder veel franjes, behalve dat het hoofdpersonage graag in dialoog gaat mijn zijn hond.

Het belangrijkste verhaal waar ik momenteel (in theorie tenminste) aan werk, is “Cherish Vitality”. Geen idee wanneer ik er precies aan begonnen ben, maar op een keer kwamen er twee namen in me op, de twee hoofdpersonages, waarvan ik niet wist wie ze waren of wat ze deden: Ralph Rave en Cherish Vitality. Ik begon te schrijven over Ralph, hij kreeg er een gekke moeder bij, die moeder kreeg een nieuwe vriend, en op een avond bellen ze hem om te vragen of hij in de winkel een pakje condooms voor hen wil gaan kopen. In die winkel ontmoet hij Cherish Vitality, en vanaf dat moment staat zijn wereld op z’n kop. Ralph Rave was steeds een duidelijk personage voor mij. Ik wist wie hij was, waar hij vandaan komt, wat hij wil, … Maar na 50 à 60 pagina’s weet ik nog steeds niet wie Cherish Vitality is, waar ze vandaan komt, en hoe ze de dingen weet en doet die ze weet en doet. En ik kwam op een punt in het verhaal waar de twee personages met elkaars filosofie geconfronteerd worden, en ik sla er momenteel niet in om zelf het standpunt van Cherish te begrijpen, laat staan neer te schrijven. Toen kreeg ik het idee, na het lezen van “Dat is wat ik bemin” van Isabelle Rossaert, om het verhaal dat ik tot nu toe heb, te reviseren. Ik ben bezig het vertelperspectief te veranderen van derde naar eerste persoon, zodat het nu Ralph zelf is die het hele verhaal vertelt. Dit met de hoop dat, wanneer ik de moeilijke scène in kwestie bereik, ik er gemakkelijker een vervolg aan ga kunnen schrijven. Maar iets zegt me dat het niet zo simpel gaat zijn, en dat ik eigenlijk eerst met mijn personage Cherish Vitality op een soort retraite ga moeten gaan om haar zelf te leren kennen, om haar te leren doorgronden, om te weten te komen op welke manier ze precies naar het leven kijkt en wat ze er over denkt, waarom ze bepaalde keuzes maakt, en wat haar motieven zijn.

Er ligt heel veel geschrijf in mijn verleden, maar ik heb ook nog veel werk voor de boeg. Ooit komt de dag dat ik deze hobby opnieuw omhels, als de rest van mijn leven terug wat rustiger is geworden, minder opgejaagd, en ik niet langer het gevoel heb steeds tijd te verspillen.

dinsdag 9 augustus 2016

Oh nee, m'n kind ...


Er gaat geen week voorbij waarin ik me niet afvraag of ik wel een goede vader ben. Wat zeg ik? Daar denk ik elke dag aan. Ik geniet van mijn halftijds ouderschap, dat steek ik niet onder stoelen of banken. Die rustige avonden alleen thuis, eens weg kunnen gaan zonder opvang te hoeven zoeken, uitslapen op zaterdag … Daan is deze zomer twee weken met zijn mama op vakantie geweest, en ik ben echt tot rust kunnen komen met die onafhankelijkheid. Eerst bleef ik een weekje thuis: op café gaan, wat TV-series inhalen, de “Bill Hodges Trilogie” van Stephen King lezen, en zelfs de woonkamer een beetje herschikken. Daarna een week op vakantie in Oostenrijk.

Halverwege de eerste week kregen we echter slecht nieuws, en dat naast al het maatschappelijke slechte nieuws over staatsgrepen, aanslagen, en mensen die met vrachtwagens op andere mensen inrijden: mijn meter is overleden. De tweede tante op twee maanden tijd. Mijn meter was al wat ziekelijk, en het verlies van haar zus kwam als een zware emotionele slag. Op het laatste heeft ze het leven gewoon opgegeven, volgens mij. Bij het telefoontje van mijn moeder om me op de hoogte te brengen, kwam onze aanstaande vakantie in Oostenrijk ook ter sprake. Ons ma wou sowieso gaan; of we nu thuis bleven of niet, dat bracht mijn meter niet terug. Mijn neef maakte er geen probleem van om de begrafenis uit te stellen. We zijn dan wel een dag eerder teruggekomen van Oostenrijk om die te kunnen bijwonen.

Tijdens zijn twee weken vakantie in Zeeland, heeft Daan een paar keer met mij aan “videoconferencing” gedaan (mijn baas zou jaloers zijn als hij het zag). Het hele vakantiehuisje van top tot teen laten zien, ook de tuin en het dakterras, al het speelgoed en boekjes en DVD’s, zijn bed en alle muurdecoratie, ... 



Zelf heb ik hem ook het uitzicht op de Oostenrijkse bergen vanop het balkon van ons appartement laten zien. Ook een goed moment voor mijn ouders en zus om hem gedag te zeggen.

Als Daan de zondag na onze vakanties terug naar mij komt, is het even aanpassen. Met hem spelen, met hem eten, met hem TV kijken … Ook met hem gaan slapen, want tegen dat hij in bed ligt, en effectief blijft liggen, is mijn kaars ook uit. Mijn ouders komen op bezoek, want voor hen is het ook meer dan twee weken geleden dat ze hem nog (in levende lijve) gezien hebben. We gaan naar het park, een beetje voetballen, dan een ijsje eten in het Heempark. Maandag blijft hij bij zijn oma en opa, dinsdag gaat hij naar de opvang. Tegen dan begint de routine van het vaderschap er terug wat in te komen. Het is vooral wennen dat ik ’s avonds niet zoveel meer gedaan krijg.

Dan komt woensdagochtend. Die ochtend breng ik Daan terug naar zijn mama, maar het lot heeft beslist dat dit niet zo soepel verloopt als verwacht. Daan komt mij wakker maken, we lopen allebei al een beetje rond in het appartement en ik heb totaal niets in de gaten, tot ik in zijn kamer het raam open zet (door het drukke verkeer in mijn straat kan hij anders niet slapen). Ik hoor hem in de gang, ik draai me om, zie hem in het deurgat verschijnen, en ik krijg bijna een hartaanval als ik zijn gezicht zie. Zijn rechterooglid zit half dicht, alsof hij een beroerte heeft gekregen en die helft van zijn gezicht verlamd is en door de zwaartekracht naar beneden wordt getrokken. Gelukkig beperkt het zich tot zijn oog.

Mijn hart maakt overuren maar ik probeer kalm te blijven. Wat doe je in zo’n situatie? Oké, eerst zijn mama opbellen, even verwittigen van de situatie. Maar daar krijg ik geen gehoor; noch op de gsm, noch via de vaste lijn. Dan maar de website van de dokter raadplegen; er moest maar eens een plekje vrij zijn. Waarschijnlijk is zijn ooglid gewoon opgezwollen door een muggenbeet of zo, maar ik wil toch op veilig spelen. Gelukkig is het vakantie en is er meteen plaats bij de dokter; de eerste consultatie van de dag zelfs. Soms mag het geluk wel eens aan je kant zijn. De dokter stelt me inderdaad gerust, zegt dat het zich vanzelf wel zal oplossen, maar dat we niet moeten schrikken als het de volgende ochtend terug een beetje erger moest zijn. Ik breng Daan naar zijn mama, en de volgende dagen krijg ik regelmatig een foto toegestuurd en zie ik hoe hij er terug normaal begint uit te zien. Ik ben weer eventjes gerust.

Het volgende weekend slaat het noodlot opnieuw toe. Deze keer zijn wij op bezoek bij mijn ouders, de zon schijnt, dus we gaan achter het huis wat voetballen. We zijn nog geen vijf minuten bezig, of Daan misstapt zich, schuift uit over de bal en slaat achterover op de grond. Ik zie het allemaal als in slow-motion gebeuren terwijl het besef in me opkomt: dat wordt weer brokken lijmen. En ja, het resultaat mag er zijn: pijn aan het achterhoofd (gelukkig niets te zien daar) en een grondig geschaafde elleboog. Niet de eerste keer dat hij bij het voetballen tegen de grond gaat, en vast ook niet de laatste. Spijtig dat “Pokémon Go” niet werkt op mijn telefoon, anders konden we rustig wat in de buurt gaan wandelen. Veel veiliger. We gaan naar binnen en behandelen de schaafwonde zo goed mogelijk, met het beschikbare EHBO-materiaal van m’n ouders. Even later is het voorval alweer vergeten en gaan we terug naar buiten. Nog geen vijf minuten bezig en Daan schopt de bal over het dak. Zucht.

Ik vraag me regelmatig af of ik wel een goede vader ben. Soms weet ik niet hoe ik voor deze kleine jongen kan zorgen, als ik mijn eigen leven nog niet eens fatsoenlijk in de plooi heb liggen. Maar op die “crisis”-momenten komen gelukkig altijd een gezonde dosis paniek, een portie gezond verstand, en wat ik denk dat een aangeboren uiterlijke kalmte is samen om de situatie zo goed mogelijk aan te pakken. En als alles vlotjes verloopt en in orde komt op de momenten die het belangrijkst zijn, dan denk ik dat je al heel ver staat. En daarna volgen toch altijd een paar dagen rust waarin je van die avonturen kunt bekomen. 


Mijn moeder zei ooit: als je een kind hebt, dan blijf je u voor de rest van je leven zorgen maken, ook als ze al lang volwassen zijn. Ik heb zo het gevoel dat ze wel eens gelijk zou kunnen hebben … Dit zijn dan eigenlijk maar onbenulligheden. In de krant stond een artikel over het voorval in Nice, een stukje over een vader die gescheiden werd van zijn zoontje, en dat heb ik niet eens volledig kunnen uitlezen. Te pijnlijk allemaal ...